Oorzaken verzakking

Overzicht van oorzaken van schade t.g.v. verzakkingen
Hieronder volgt een kort overzicht van mogelijk oorzaken van zakkingsschade aan gebouwen. Toelichting op de gehanteerde begrippen vindt u hier. In eerste instantie wordt van een gebouw gefundeerd op staal uitgegaan.
  1. Zakking als gevolg van het eigen gewicht van het gebouw in combinatie met verschillen in samendrukbaarheid van de ondergrond of verschillen in de belasting op de ondergrond of onderdelen met verschillende type of afmetingen van de fundering;
  2. Aanvullingen in de nabijheid. Als rondom een gebouw een aanzienlijke grondaanvulling plaatsvindt zal er ongelijkmatige zakking optreden en mogelijk schade;
  3. Verlaging van de waterdruk door bemalingen, boezem- en/of polderpeilverlagingen of andere onttrekkingen bijvoorbeeld door grote bomen;
  4. Demping van sloten, vaarten en kanalen. De aangebrachte grond zal over het algemeen nazakken, maar ook invloed hebben op de plaatselijke grondwaterstand. 
 In geval van schade bij een fundering op houten palen is aantasting van het hout door schimmels de meest waarschijnlijke oorzaak. Dit kan bij een correct uitgevoerde bouw eigenlijk alleen worden veroorzaakt door de hierboven genoemde oorzaak 3.
 
Kenmerken van schade t.g.v. verzakkingen
Het belangrijkste kenmerk van dit soort schade is dat er meetbare zakkingsverschillen moeten zijn. Door het opmeten van de zakkingsverschillen (scheefstand) kan meestal wel worden vastgesteld of de schade inderdaad het gevolg is van de zakkingsverschillen. Vervolgens moet worden nagegaan of er sprake is van bemalingen, polderpeilverlagingen, en of grote bomen of dat er grote aanvullingen in de nabijheid zijn gepleegd. Het traceren hiervan vergt, tenzij de ophogingen in het veld duidelijk zichtbaar zijn, enig archiefonderzoek. Bij de polderpeilverlagingen gaat het er om hoe de verlaging zich verhoudt tot de bodemdaling. 
 
Als de verlaging van de waterstand de bodemdaling volgt zal er in principe geen schade optreden; alleen als het polderpeil aanzienlijk meer daalt dan de bodem kan sprake zijn van schade door polderpeilverlaging. We noemen dit de relatieve peilverlaging. De toelaatbare relatieve peilverlaging is afhankelijk van de bodemopbouw en varieert van 10 cm voor veengrond tot 30 cm voor zandgrond. In geval van funderingen op houten palen kunnen dit soort relatieve peilverlagingen echter wel voor problemen zorgen in verband met het droog komen staan van het funderingshout.
 
Als niet sprake is van een externe oorzaak (oorzaak 2, 3 en 4) en wel van zakkingsverschillen dan is oorzaak 1 de meest waarschijnlijke. Dit kan in veel gevallen worden bevestigd door berekeningen, zowel van de gewichtsverdeling als van de samendrukking van de ondergrond. Daarvoor is echter onderzoek naar de eigenschappen van de bodem noodzakelijk, hetgeen de nodige kosten met zich meebrengt. Vaak kan met een goede inspectie van het gebouw, eventueel aangevuld met het bestuderen van de bouwtekeningen, al worden gezien of er sprake is van een ongelijke gewichtsverdeling, aanbouwen of verbouwingen. 
 
Andere schade oorzaken
Als er geen sprake is van zakkingsverschillen en er toch schade is, kan dit het gevolg zijn van tal van bouwkundige oorzaken. Hieronder worden een aantal (niet uitputtend) genoemd, die regelmatig voorkomen, zoals krimp of uitzetting door een veranderend vochtgehalte of verschillen in temperatuur, opvriezen, het niet goed dilateren van gebouwonderdelen, het doorbuigen van lateien, roestvorming van stalen onderdelen in het metselwerk, etc, etc…
 
Als geen van deze oorzaken de schade verklaart, is er kans dat sprake is van schade door trillingen. Dit kan zowel door zwaar verkeer in combinatie met een slecht wegdek, een verkeersdrempel zijn of door aardbevingen.